(Page 148)
het landondcrzoek zou plaats hebben onder de leiding van den heer A. L. van Hasselt, controleur 2 (le klasse te Soepajong in de Padangsche Bovenlanden. Aan den heer Schouw Santvoort werd op zijn verzoek verlof verleend, om vóór hij met de reeds naar Batavia gezonden stoombarkas het rivieronderzoek aanving, van Padang over land naar Djambi te reizen en dus een tocht dwars door Sumatra te maken, een reis die hij in den tijd tusschen den 2O. ste » Maart en den i8 tlen April 1877 met succes ten einde bracht onder een streng incognito.
Zonder eenig europeesch geleide, alleen van een inlandsen hoofd met zijn klein gevolg vergezeld en ongewapend, waagde zich Schouw Santvoort in de nog geheel onbekende, nooit door een Europeaan betreden en door een onvriendelijk gezinde bevolking bewoonde gewesten der Boven-Djambi. Den 4^ cD April overschreed hij de grens van het nederlandsch grondgebied, en eerst veertien dagen later was hij bij de hoofdplaats van het Djambische rijk aangekomen. Telkens had hij zich aan de nasporing en vervolging van den in 1858 door onze regeering afgezetten sultan Taha van Djambi moeten onttrekken. Van Palembang reisde hij vervolgens naar Batavia om zich met de uitrusting en 't vervoer der barkas bezig te houden en was een paar maanden later te Djambi terug, waar hij door 't maken van schetskaarten, teekeningen en beschrijvingen het onderzoekingsplan voorbereidde en aan de aardrijkskundige wetenschap groote diensten bewees. Helaas, dat op 8 December van datzelfde jaar 1877 een telegram van den Gouverneur-Generaal bij 't Ministerie van Koloniën moest aankomen met bericht, dat Schouw Santvoort plotseling te Djambi aan eene hartkwaal was overleden. Later bleek, dat hij reeds 23 November was gestorven. Te midden van zijnen arbeid is de jonge man, wiens jaren nog geen tvveeen-dertig mochten zijn, plotseling weggerukt, een ouden vader in droefheid achterlatend. Prof. Veth, die warme hulde aan Schouw Santvoort's werkzaamheid bracht, heeft later aan 't verraderlijk klimaat van Afrika's westkust zijn geliefden zoon ten offer moeten brengen > dienzelfden zoon, die als reisgezel van den zoo betreurden zeeofficier aan den Sumatra-tocht deelnam.
(Page 185)
vruchten eet. In zijn spijskanaal wordt slechts de pulpa opgelost, terwijl de boonen geheel ongedeerd weer buiten het lichaam komen. De doffere kleur, die de boonen aannemen, is voor de koopers een middel, om de loewakkoffie van andere te herkennen.
De manier, waarop de boonen van het vruchtvleesch worden ontdaan, is lang niet op alle koffielanden dezelfde. Op de goed ingerichte etablissementen op Java brengt een stoommachine den zoogenaamden pulper in beweging, eene machine, die uit twee draaiende, met metalen knobbels bezette schijven bestaat, waartusschen de kersroode vruchtjes gebroken worden en de beide boontjes vrij komen. Een krachtige waterstraal voert die laatste in een grooten gemetseldcn bak, waar de fermentatie plaats heeft, een gistingsproces, waardoor het glibberige laagje verdwijnt. In de droogschuren met de daken, die opgeslagen kunnen worden, wordt het vocht uit de boonen verwijderd. De droge zaden komen in groote cilinderzeven met verschillend groote gaten, waardoor de boonen naar de grootte worden gesorteerd om daarna verpakt te worden.'
Onze verdere platen na die van den pasar te Lolo betreffen het tweede gedeelte van den tocht, de poging om van Palembang uit diep in het binnenland door te dringen. In die aan de moerassige oostkust gelegen zeer drukke handelsstad is evenals in Atjeh de bezetting in den voormaligen kraton gevestigd en achter de hooge steenen muren verrijzen de helderwitte wanden van een der fraaiste moskeeën uit den Indischen Archipel. Palembang is dan ook een heerlijk oord voor het Mahomedanisme; 't is een broeinest van hadji's en fanatieke Arabieren. Hier als bij alle andere mahomedaansche bedeplaatsen treft de soberheid en eenvoudigheid van de binnenruimte als tegenstelling tot de rijk versierde buitenzijde. De bamboe-huizen, op vlotten gebouwd, die de rivier van Palembang verlevendigen, ontmoet men ook weer op de Djambi of Batang Hari, die, zooals wij weten, een eind werd opgevaren. Aan een der zijtakken, de Rawas, ligt het welvarende dorp Bingin Telok en de rivier wordt druk bevaren door prauwen, waarin de heer Veth mannen en vrouwen ontmoette,
Voor nog enkele beelden uit Midden-Sumatra vraag ik thans uwc aandacht. De uit bamboe en rotan gemaakte hulpbrug over de Batang* Masang is in de buurt van Fort de Koek. Ten zuiden van Solok ligt te midden eener met sawahs goed bebouwde vlakte het dorp Soepajang en van daar leidt een pad langs eene steile berghelling zigzagsgewijze naar de hoogvlakte van Alahan Pandjang. De plaats zelve ligt op een 1500 M. hooge vlakte en heeft een zeer aangenaam klimaat; op den weg van Soepajang erheen is het uitzicht bijzonder mooi en de schoone gezichtspunten nemen in aantal toe, als men, door het dorp gaande, de mooie, in maleischen stijl gebouwde brug passeert, om den heuvelrug aan de andere zijde te beklimmen. Die overdekte brug ligt over de rivier Goemanti, een zijtak van de Batang Hari of Djambi, die hier nog onbetcekenend klein is, maar later veel dieper en breeder wordt en zijnen oorsprong neemt uit een der vier bergmeren van den vulkaan den Talang, een der toppen van den daar wel 2000 M. hoogen Boekit Barisan. Bij die brug zag de heer Veth den prachtigen vruchtboom , die manggas droeg en door de inlanders paueboom werd genoemd. De woningen in Alahan Pandjang schijnen verschillende reizigers en teekenaars te hebben
(Page 188)
die met manden op weg waren naar de ladangs, om de iijpe padi te snijden. De dorpen worden in deze streken doesoens genaamd, en de controleurswoningen, „het etablissement", zooals ze daar zeggen, vertegenwoordigen den zetel van het niet zeer gewilde nederlandsche gezag.
Tot Soeroelangoen was het terrein vlak; maar bij het landschap Limoen, begon het berg- of liever heuvelland. Moeara Menkoelem en Napal Litjin waren de beide dorpen, die aan de Boven-Rawas werden bezocht. Daar was de verstandhouding met de bevolking zeer goed. De Dipati's of hoofden ontvingen de reizigers ten hunnent, maar waarschuwden voor de vijandige gezindheid der verder westwaarts wonende stammen, terwijl ook hun zelven de westelijk leidende wegen geheel onbekencj waren. Een van hen, die wij reeds noemden, Pajong Poetih, deed nog ijverig zijn best de hoofden gunstiger te stemmen, maar toen het ook onmogelijk bleek, voldoende dragers en koelies te krijgen, moest aan den zwerftocht door Midden-Sumatra, die weken aaneen had geduurd, wel een eind worden gemaakt.
Doesoen Tenga is een der dorpen, dat door den resident van Palembang, den heer Pruys van der Hoeven, werd aangedaan, toen hij na Schouw Santvoort's dood in 't begin van 1878 vóór de aankomst van luitenant Cornelissen met de Barito ver de Djambi opvoer. Hij vond in de buurt van Djambi ook sporen van een ouden Hindoe-tempel, ten minste verscheiden Ganesabeelden trof hij er aan. Toen de Barito naderde, verliet sultan Taha zijne gewone verblijfplaats, Teloek Rendah; zijn geweten dreef hem waarschijnlijk op de vlucht voor den nederlandschen overheidspersoon.
En zoo, onze plaatbeschouwing eindigend met het slot der Sumatra-expeditie, zooals we ons praatje over Midden-Sumatra met den aanvang van die onderneming openden, gaan wij over naar een ander deel van Sumatra, een deel waar we anders dan in Atjeh en anders dan in Midden-Sumatra van een vreedzaam succes zullen kunnen gewagen
Posted by 2:26 AM and have
0
komentar
, Published at
No comments:
Post a Comment